Zeer helder licht
roman
Wander, een eenendertigjarige, aan lagerwal geraakte man, zonder geld, baan, diploma's of huis, wordt verliefd op de bijna twintigjarige studente Hanna, een meisje uit een keurig, welgesteld gezin. Zeer helder licht, de eerste roman van Wessel te Gussinklo in bijna twintig jaar, is een even luchthartig als diepgravend boek, waarmee hij opnieuw aantoont dat hij tot de meest eigenzinnige auteurs van Nederland behoort.
Lees verder
Specificaties
ISBN/EAN | 9789082175103 |
Auteur | Wessel te Gussinklo |
Uitgever | Koppernik |
Taal | Nederlands |
Uitvoering | Paperback / gebrocheerd |
Pagina's | 240 |
Lengte | 211.0 mm |
Breedte | 136.0 mm |
Fictie - Niet hip, te oud: Rudolf Geel en Wessel te Gussinklo gelden als anomalieën in het literaire klimaat van nu. Maar ze hebben meer kwaliteit in hun pink dan de totale Kluun. 'ongewenste oude lullen' was de werktitel bij dit stuk. Dat zit zo: eerst kreeg ik een roman op mijn bureau van Rudolf Geel (1941). Een naam uit vervlogen tijden. Hij debuteerde in 1963, toen ik net bestond. Zijn literaire loopbaan begon gunstig, hij publiceerde bij De Bezige Bij, hij werd redacteur bij het prestigieuze tijdschrift De Gids, boek na boek verscheen, van degelijk ironisch-realistische snit. Als verteller een vakman. Ik dacht dat hij opgehouden was met schrijven, maar nee, zijn nieuwe roman Volmaakte mannen blijkt zijn dertigste boek. Still going strong. Inmiddels publiceert hij bij Azul Press, getuige hun fondslijst een kleine uitgever die liefde voor de letteren laat prevaleren boven winstbejag. De voortgeschreden jaren blijken van geen enkele invloed te zijn geweest op het schrijverschap van de onbekommerde ironisch-realist Geel. Hij voert in zijn onderhoudende nieuwe tragikomedie maar liefst vijf mannen op die een uiterst onvolmaakt leven leiden, maar die zijn blijven dromen van het tegendeel, van een sprankje uitzonderlijkheid als ultieme verzoening met het ondermaanse. Misschien is vriendschap het enige antidotum tegen het loodzware besef van vergankelijkheid, begrijp ik uit Volmaakte mannen. Geel is als schrijver te sympathiek en te mild om een literaire hemelbestormer te zijn, maar anderszins is zijn proza bepaald geen straf om te lezen. Banvloek Hij blijkt niet veranderd, maar de tijd wel. Eind jaren zeventig stond het ironisch realisme in een wat gepasseerde reuk, de literaire vernieuwing moest duidelijk komen van de postmodernisten rond het literaire tijdschrift De Revisor. Die toenmalige banvloek tegen ironisch-realisten is inmiddels weer tenietgedaan, zo is er nu goddank algemene waardering voor de als ironisch-realist begonnen Mensje van Keulen. Dat laat onverlet dat nogal wat andere schrijvers van ironisch-realistische signatuur nadat ze uit de mode raakten, helemaal uit het blikveld verdwenen. Zo ook Geel. Dat zij zo. Toch wringt er iets. Ik lees zijn roman en realiseer mij dat hij meer kwaliteit in zijn pink heeft dan in de totale Kluun schuilt. Toch krijgt een dunne bestelling als Kluuns Haantjes in het openingsstuk van het boekenkatern van de Volkskrant vier sterren. Als je zoveel ruimte en aandacht geeft aan een efemere krabbelaar, kun je met recht de vraag stellen: waarom dan niet ook een vakman als Geel gerecenseerd? Het antwoord laat zich raden. Niet hip. Te oud. Niet bij een gerenommeerde uitgeverij. En onuitgesproken: we weten het wel, hij is niet langer een belofte, hij heeft het niet gemaakt, die ellendige sukkel die almaar voortschrijft, de mensen kennen hem niet meer, maar goed ook. Laat hem vooral ondergronds blijven. Van een andere orde Er zijn meer schrijvers die als ergerlijke anomalieën worden ervaren in het huidige literaire klimaat. Ook Wessel te Gussinklo (1941) is zo iemand die niet in het huidige plaatje past, maar die je gelukkig kunt negeren omdat hij niet regelmatig in de krant schrijft of daarin genoemd wordt, niet te zien is in vlotte talkshows op de televisie, sowieso nergens te zien is. Naar verluidt huist hij tegenwoordig te Zuid-Beveland in een afgelegen boerderij die hij spaarzaam verlaat. Te Gussinklo is als schrijver natuurlijk van een andere orde dan Geel. Eind vorige eeuw verhief hij de Nederlandse autobiografische roman tot een ware kunst met zijn grootse romans à thése De verboden tuin (1986) en De opdracht (1995). Dat zijn geen boeken die je om het verhaaltje leest, maar om de ervaring. In dat kolkende, intense proza volgt hij van moment tot moment alle mogelijke interacties van zijn hoofdpersoon Ewout Meyster, de gedachten struikelen over elkaar om in een brede veeg een duizelingwekkend inzicht te bereiken. Een groot schrijver, maar ook iemand die weerstanden oproept. Dat zal wel iets maken hebben met de extremiteit die zijn proza aankleeft, met de compromisloze onverzoenlijkheid die uit zijn opstelling als schrijver spreekt. Hij windt geen doekjes om de opdracht die hij zich stelt. Ooit schreef hij: 'Het onderwerp van mijn boeken is de totale uitdaging, alles is in het geding, het allerhoogste, het absolute, God worden, almachtig zijn, onkwetsbaar: de herwinning van het paradijs.' Zo'n schrijver is natuurlijk voor zijn uitgever veeleisend. Dat moet je maar aankunnen en -willen. De onsalonfähige Te Gussinklo heeft het evenwel nooit ontbroken aan positieve aandacht van de betere critici, aan erkenning met literaire prijzen en nominaties. Zijn boeken verschenen bij de nette uitgeverij Meulen-hoff, op een mislukt uitstapje naar Querido na. Bijna manische stijl Onlangs trof ik op mijn bureau Zeer helder licht aan. Vreemd genoeg wordt Wessel te Gussinklo niet langer door Meulenhoff uitgegeven, waar hij debuteerde en vijf van zijn zes boeken publiceerde. Zijn nieuwe roman blijkt tevens het eerste boek van de nieuwe, kleine uitgever Koppernik. Geen slechte entree, om te debuteren met de jarennegentig-titaan Te Gussinklo ' proficiat. Het is weer thuiskomen in zijn proza. Al direct wordt duidelijk dat we in deze in de vroege jaren zeventig spelende historie zullen lezen over een ingrijpende mislukking van de naar de schrijver gemodelleerde protagonist, die ditmaal Wander heet. Mislukking (en de angst daarvoor) is thematisch in zijn oeuvre de sleutelterm. Dat er niets van hem terecht komt, dat hij een paria is, in welke leeftijdsfase de hoofdpersoon ook verkeert, die litanie kennen we uit vrijwel al zijn eerdere boeken. Dat thuiskomen heeft ook met iets anders te maken, iets belangrijkers: zijn vervoerende, bijna manische stijl. Wie 'stijl' opvat als de weerslag van een persoonlijkheid met een onverwisselbare signatuur ziet het onvervreemdbare verband tussen Te Gussinklo's grootse autobiografische romankunst in De verboden tuin en De opdracht, zijn directer autobiografisch werk als de hilarische novelle Het engeltje (1996) en de verhalenbundel Heimwee naar de DDR (1998), het lange essay over bewonderde schrijvers en kunstenaars Aangeraakt door goden (2003), de gepassioneerde getuigenis Palestina als adderkluwen (2008) ' en nu Zeer helder licht. Louteringsgeschiedenissen De hoofdpersoon Wander is eenendertig, hij heeft ooit een psychologiestudie afgerond in Zwitserland en als psycholoog gewerkt, maar dat is het niet voor hem. Schrijven wil hij. Alleen komt daar nog niet veel van. Hij hangt in de kroeg rond, gaat om met onderwereldfiguren, het ene biertje wordt het vijfentwintigste, en een pilletje of iets te snuiven kan geen kwaad. Voor andere nood gaat hij naar de hoeren, ook al roepen ze bij zijn vertrek uit zo'n peeskamertje bèèèèèh in z'n nek ' vanwege zijn sik. Maar dan ontmoet hij de bijna eenentwintigjarige Hanna, een maagdelijke studente uit een net milieu die nog bij haar ouders woont. De vlam slaat in. Druk pratend tegen zijn vriend Berend, want Wander is een práter, verabsoluteert hij die liefde. Ze is zijn muze, hij denkt dag en nacht aan haar, slaapt niet meer, want: 'Liefde is uitverkiezing.' Er verrijst door haar in hem 'een groot verblindend licht', dat tegelijk overal om hem heen is. 'Een zeer helder licht waarin ik keek, een licht voorbij beelden of zichtbaarheden; alleen helderheid, licht. Dit moest geluk zijn, wist ik opeens. Dit was geluk.' Te Gussinklo's protagonisten gaan voor alles of niets; in die verabsolutering zit natuurlijk het risico van mislukking. En ja, alles mislukt in dit verhaal, waarin Wander de bodem hard raakt en uiteindelijk volkomen vrij is, want alleen, ongeliefd en gedesillusioneerd. Nu kan hij gaan schrijven, begrijpen we, na het omslaan van de laatste pagina ' Te Gussinklo schrijft eigenlijk altijd louteringsgeschiedenissen. Dat is zware, serieuze kost, en tegelijkertijd onweerstaanbaar hilarisch. Want de schrijver Te Gussinklo valt niet langer samen met zijn semi-autobiografische hoofdpersoon, die zich laat leiden door zijn sanguinisch gemoed. De (dramatische) ironie heeft dus vrij spel in deze dostojevskiaanse roman, vol grote gevoelens en slapstickscènes. Zo sleurt haar Poolse moeder Hanna aan haar haren uit Wanders kleine Renaultje als hij haar 's nachts thuisbrengt in de statige villawijk. Daarbij wordt de haveloze vrijer door haar geslagen, geschopt en bespuwd en sloopt ze het portier van zijn toch al krakkemikkige autootje. Ook de langverhoopte seks met Hanna wordt een kleine ramp. 'Oef, wat ben je zwaar,' piept ze, en zijn geslacht verschrompelt deerniswekkend. Weer een verhaal Het geraffineerde is dat Te Gussinklo onderwijl wel aan de orde stelt wat er voor hem toe doet. Niet alleen die liefde, of in elk geval Wanders verlangen naar symbiose, dat hij op Hanna projecteert. De impliciete conclusie is dat hij daarvoor nog de juiste moest vinden, met zijn behoefte is niks mis. Nu is het nog eenrichtingsverkeer. Ook ventileert Te Gus-sinklo, via zijn hoofdpersoon, een theorie over het primaat van de literatuur boven de andere kunsten, legt hij uit waarom je met literatuur verder komt in het begrijpen van jezelf en de anderen dan met psychologie, en ontvouwt hij stuwend hoe geschreven moet worden. Daarna volgt de onverbiddelijke relativering. 'Nou ja,' zegt Wander, 'nou ja. Weer een verhaal.' Want niets is bij Te Gussinklo zo serieus, of er moet om gelachen kunnen worden. Wat een onversneden literair genot, dat Zeer helder licht.